Even buiten Bodh Gaya ging Siddhartha zitten onder een oude ficusboom met uitzicht op de rivier. Hij zette zijn tanden op elkaar, drukte zijn tong tegen zijn gehemelte en trachtte zijn bewustzijn met zijn bewustzijn te bedwingen. Het zweet begon te stromen onder zijn oksels, zijn lichaam werd rusteloos en door pijn overweldigd. Vervolgens bedwong hij in- en uitademing van mond en neus tot zijn oren gingen suizen. Daarna bedwong hij in- en uitademing van mond, neus èn oren. Het leek alsof heftige rukwinden zijn hoofd in beroering brachten. Hij had het gevoel alsof zijn schedel werd gespleten door het punt van een zwaard.

Hij beoefende het vasthouden van de adem drie keer en onderging een pijn alsof een slager met een scherp mes in zijn lichaam sneed en twee krachtige mannen hem roosterden boven een kolenvuur. Daarop besloot hij te vasten. Hij nam daags zoveel voedsel tot zich als de holte van zijn hand kon bevatten. Zijn lichaam begon te vermageren en zijn huid leek op de schil van een bittere pompoen, die onrijp afgesneden barstte en verschrompelde door wind en zon. Wanneer hij dacht de huid van zijn buik aan te raken, hield hij feitelijk zijn ruggengraat vast en wanneer hij dacht zijn ruggengraat aan te raken hield hij zijn buik vast, zo dicht zat de huid van zijn buik tegen zijn ruggengraat door het geringe voedsel. Telkens als hij met zijn hand over zijn ledematen streek vielen de verteerde haren van zijn magere lichaam.

Weken lang beoefende hij het vasten, totdat op een dag de gedachte bij hem opkwam dat al die asceten en yogi’s uit het verleden, die net als hij heftige pijnen hadden geleden, niet meer hadden ondergaan dan dit.

Siddhartha was aan het einde van zijn repertoire. Alle technieken waarin hij zich de afgelopen zes jaar had bekwaamd had hij uitgeprobeerd, alle toestanden van bewustzijn die hem waren onderwezen had hij zelf ervaren, maar het inzicht in de werkelijkheid dat hem zou moeten bevrijden van zijn lijden aan ouderdom, ziekte en dood was hem niet ten deel gevallen. Wat kon hij nu nog doen?

Vertwijfeld vroeg hij zichzelf af of hij op de goede weg zat. In hoeverre hebben die yogi’s het bij het rechte eind? Weten ze wel waarover ze het hebben? `Ben ikzelf wel goed bij mijn hoofd?’, dacht hij. `Was het geen dwaling mijn vrouw en kind te verlaten en de weg naar bevrijding te volgen? Wat is die weg eigenlijk? Wie kent die weg? Wie weet welke richting de juiste is? Is bevrijding wel mogelijk? Is er nog een weg terug?’

Stilte.

Hij keek naar zijn medestudenten die al weken op één been stonden, de nagels door hun gebalde vuisten lieten groeien, hun tong met gewichten verzwaarden en uit hun mond lieten hangen, of die net als hij verschrikkelijk waren vermagerd door het geringe voedsel. Hij was onvoorstelbaar moe. Het leek alsof zijn lichaam ieder moment aan stukken zou kunnen breken.

`Wat moet ik doen?’, dacht hij. `Ik ben helemaal op mijzelf aangewezen. Wat kan ik doen om een bevrijdend inzicht te verkrijgen in dit vergankelijke leven?’

Geen antwoord. Enkel het zachte gekabbel van het water van de rivier dat de samengebalde stilte verdiepte.

Siddhartha wist het niet meer. Hij wist niets meer. Flarden van gedachten spookten door zijn hoofd. `Als de onvoorziene dood mij nu zou vinden…’

Hij was bang. Alles was verloren.

Uren verstreken. De kleuren van de bomen en de struiken waren zachter geworden in het stervende licht van de namiddagzon. Siddhartha had voor zijn gevoel al een eeuwigheid gedachteloos voor zich uitgestaard, toen hij met veel moeite voor de zoveelste maal trachtte te gaan verzitten en ineens een beeld uit zijn jeugd voor ogen zag.

Hij zag zichzelf als kleine jongen onder een rozenappelboom zitten. Hij keek naar zijn vader die op het land werkte. Hij deed niets, voelde zich volkomen op zijn gemak, zijn gedachten kwamen en gingen als wolken op een warme zomerdag. Alles was in orde. Er was niets dat ontbrak en niets dat hem bond of hinderde.

Siddhartha vroeg zichzelf af: ‘Zou deze volkomen natuurlijke toestand van geest misschien een ingang zijn?’ (Uit: De Vrijheid om te verliezen van Maurice Knegtel uit 2000, p. 24 – 27)

Wil je hier meer van weten? Kom naar de stille Zen zaterdag in Lazuli, Utrecht, van 9.00 tot 17.00 uur,  op 13 december 2014. Daar worden Boeddha’s geboren! Schrijf je hier in!

 

 

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *