Deze tekst kwam ik tegen toen ik voor de Zen Cirkel het onderricht van Meester Huangbo in Ontwaakte aanwezigheid opzocht. De tekst is in 2008 gepubliceerd, maar heeft niets aan waarde en actualiteit ingeboet. Hij staat nog steeds als een huis! Daarom deel ik hem aanbeveling.

Er is geen onderscheid tussen mijn dagelijkse leven en zen. Ik ben zen. Mijn leven is beoefening. Ik ben bevrijde, ontwaakte aanwezigheid, wat ik ook doe. Maar leef ik dit? Is er niets dat ik zou willen verwerpen? Is er geen situatie die ik uit de weg wil gaan? Hoe leef ik de eenheid met wat zich in mijn aanwezigheid aandient? Hoe leef ik de onbeperkte, ontwaakte aanwezigheid in mijn beperkte, bevangen bestaan?

Ik ben zen. De vraag is niet hoe ik zen in mijn dagelijkse leven integreer, mijn dagelijkse leven is zen. De vraag is hoe ik mijn dagelijkse leven als oefening kan zien. Een eindeloze oefening in het leven van de eenheid in de veelheid, van ontwaakte aanwezigheid in bevangenheid, van dit vrije functioneren in mijn door en door geconditioneerde bestaan?

Ik ben zen en daarom is mijn dagelijkse leven eindeloze oefening, eindeloos ontwaken. Wat doet zich voor in mijn aanwezigheid? Wat speelt er? Wat is dit? En wat doe ik ermee? Hoe verhoud ik me ertoe? Wat maak ik ervan in mijn hoofd?

Hoe is mijn dagelijkse leven beoefening, op mijn werkplek, in mijn jachtige gang van de ene naar de andere afspraak, binnen mijn relaties, middenin de multiculturele samenleving?

Uitgaande van Huinengs stelling dat beoefening onderscheidende helderheid is, het ophelderen van het onderscheid tussen wat is en wat ik daarmee doe, kan ik de vraag ook anders formuleren. Hoe beoefen ik onderscheidende helderheid in mijn dagelijkse werkzaamheden en hoe laat ik haar functioneren als compassie, het liefdevolle handelen vanuit fundamentele verbondenheid?

Als het gaat over zen in mijn dagelijkse leven, gaat het over de vraag of ik bij tijd en wijle kan ontwaken uit mijn bevangenheid en voor even kan rusten in wat is, mijn bevrijde en bevrijdende, ongekunstelde aanwezigheid.

Kaders

Tot zo’n dertig jaar geleden is zen beoefend binnen een monastiek kader, dat de praktijk mogelijk maakt, richting geeft, ondersteunt en verdiept. Zowel in China, Korea, Vietnam en Japan, als in de Verenigde Staten en Europa is ze gedragen door een monastieke discipline in ruimte en tijd (vormgeving en indeling van de kloosters en meditatiecentra en een dagprogramma die geheel in het teken staan van de beoefening) en een homogene groep studenten, die allen op hetzelfde zijn gericht en een uniform gedrag vertonen. De uitdrukking van zen in woorden en symbolen die de student inspireert en ondersteunt, komt voort uit deze monastieke traditie. Ze verhaalt van monniken die van meester naar meester reizen en zich over niets anders hoeven te bekommeren dan hun eigen zen weg en verbeeldt zittende, liggende of staande Ontwaakten in monnikspij. Tenslotte is het onderricht in levende lijve beschikbaar in de hoedanigheid van de meester.

Vanaf het einde van de vorige eeuw en vaak buiten de gevestigde zen centra in het Westen, die zich baseren op de Aziatische kloostertraining, vinden we groepen studenten die zich wagen aan de integratie van hun zen praktijk in het dagelijkse leven. Deze groepen voegen zich onmogelijk naar het meer dan duizend jaar oude perspectief waarbinnen de zen beoefening plaatsvindt. Elke student van deze heterogene groep heeft een hoogst individuele praktijk die past bij zijn unieke leefsituatie. De discipline in ruimte en tijd draagt de student zelf. Hij zal zichzelf in zijn leefruimte en in zijn volle agenda eraan dienen te herinneren dat hij zich heeft voorgenomen zijn leven te onderzoeken. Hij zal zichzelf moeten motiveren, ook in perioden waarin hij het half uurtje dat hij voor meditatie heeft uitgetrokken wel beter kan gebruiken. Voor wie binnen een monastiek kader oefent is discipline geen kwestie. Voor de student die zich niet uit de maatschappij terugtrekt, is ze een van de grote vraagstukken waar hij van het begin af aan mee te maken heeft. En hij ziet zich alleen voor dit probleem gesteld, zelfs al heeft hij de ondersteuning van een groep gelijkgestemden die eens per week samenkomt voor meditatie. De meester, het levende onderricht, is als het meezit alleen dan beschikbaar en de relatie tussen leraar en leerling is van een andere orde dan die tussen monnik en abt. Aangezien de confucianistische hiërarchie in het democratische Westen niet overdraagbaar is en elke autoriteit in onze tijd ter discussie wordt gesteld, dient de verhouding tussen leraar en leerling in een niet monastieke situatie te worden onderzocht. Een leraar is noodzakelijk om je op het geestelijke pad in te wijden, maar de verbintenis met een leraar voor een onbepaalde tijd is niet altijd nodig. Hoe ziet de functie van de leraar eruit, wat kan er worden gevraagd van de leerling en welke vorm heeft de persoonlijke begeleiding?

Wil de beoefening transformerend werken, dan zal ze uit meer dan zitten in zen moeten bestaan. Vaak is een student met een baan, een partner en kinderen, met sociale en maatschappelijke verplichtingen niet in staat om meer dan een of hooguit twee keer een half uur zit meditatie per dag te beoefenen. Wat betekent de praktijk van zen binnen alledaagse situaties en activiteiten, zonder dat we die situaties en activiteiten anders maken dan ze zijn? Hoe ziet contemplatie in actie eruit? De zen traditie biedt de beoefening van ethische voornemens en van de ‘zes kwaliteiten van de Mens’, de paramita’s, maar geeft geen voorbeelden van werk, relaties, seksualiteit of onze haastige gang door een hectische wereld als oefeningen in aanwezigheid. Tot slot is de vraag hoe de student die en een werkend leven leidt, zorg draagt voor een partner, kinderen en de samenleving en spiritualiteit praktiseert zijn weg in zijn eigen woorden en symbolen tot uitdrukking brengt. Dit is niet de taal van de religieuze professional, de monnik of de priester. Deze mystieke taal kan niet anders dan een hoogst persoonlijke taal zijn. Hoe druk jij het mysterie van je leven uit? Welk talig raamwerk geeft jouw beoefening richting?

De vraag naar de praktijk van zen in het dagelijkse leven, is de vraag naar een kader dat haar in onze samenleving mogelijk maakt, richting geeft, draagt en verdiept. Dit kader zal elke student die zich voor zijn geestelijke ambities niet wil onttrekken aan zijn wereldse verantwoordelijkheden zelf moeten uitvinden en verwerkelijken. Hij zal daarbij moeten beginnen waar de meeste gevestigde spirituele tradities eindigen, namelijk bij de vraag: ‘En wat nu?’

Dus als jij je leven wilt leven in onderscheidende helderheid en je bent niet bereid je carrière, je relatie of je gezin daaraan ondergeschikt te maken, dan is de vraag wat jouw spirituele verhaal is dat je motiveert, je beoefening richting geeft en je vertelt wat je hebt te doen? Hoe ziet jouw praktische perspectief eruit, dat niet alleen een basis legt voor je beoefening van zen op een kussen of een stoel (Wanneer? Hoelang? Hoe vaak? Waar?), maar dat ook je handelen in dagelijkse situaties in het licht van je zen praktijk plaatst.

Zoals uit de onderrichten van de Chinese, Japanse en Amerikaanse meesters blijkt, bereiken we in zen beoefening niets. We creëren ruimte om te zijn wie we zijn, deze ene aanwezigheid, in al haar facetten. We maken de situaties waarin we oefenen niet anders dan wat ze zijn. We stellen onszelf de vraag, wat het betekent om in een situatie aanwezig te zijn, open, intiem verbonden met alles wat in die situatie is gegeven en vrij functionerend met onderscheidende helderheid en compassie?

Onderscheidende helderheid

De beoefening van zen in het Westen kent niet noodzakelijk dezelfde motieven als die van de monniken en nonnen uit de Aziatische landbouwcultuur. Is ontwaken het standaard motief in het oude verhaal van het Oosterse zen, rust is het veel gehoorde motief in het post-moderne Westerse zen. Rust vinden in de maalstroom van alledag, waarin de moderne mens wordt overspoeld door een mateloze hoeveelheid informatie en keuzes, en voortdurend wordt aangesproken en uitgelokt tot beantwoorden, positie nemen, verantwoorden. Rust vinden in de moderne integratie, het leven waarin alles samengaat: en kinderen opvoeden en een carrière nastreven en op een verantwoorde wijze je relatie en sociale contacten onderhouden en de eindeloze input van informatie verwerken en een spirituele praktijk beoefenen… Met het motief van deze innerlijke en uiterlijke rust zijn andere typisch eigentijdse drijfveren verbonden, zoals het terugvinden van de kwaliteit van leven en de bezieling in je werk, het herontdekken van verbinding met jezelf, de ander en ‘het andere’ en het vinden van zin, betekenis, richting in een van God verlaten universum.

Deze motieven genereren een ander spiritueel perspectief dan het relaas over ontwaken, ofschoon de onderrichten van de meesters ons nog steeds in het hart raken. Huangpo’s devies om volkomen stil te worden en een einde te maken aan de onophoudelijke stroom van gedachten is actueler dan ooit en kan moeiteloos in ons kader rond het zoeken naar rust worden ingevoerd. Toch is het talige perspectief waarbinnen mijn beoefening in de samenleving plaatsvindt meer dan ooit een persoonlijk verhaal.

Bepalend voor mijn kwaliteit van leven en werken is of ik in de situatie waarin ik me bevind werkelijk aanwezig ben.

Werkelijk aanwezig zijn in een situatie impliceert dat ik kan ontspannen en door mijn ideeën over de situatie en mezelf heen kan kijken. Als ik echt aanwezig ben, dan zie ik mijn ideeën voor mijn ideeën, mijn emoties voor mijn emoties en de situatie voor de situatie zoals ze is, onbepaald en niet onderscheiden van mijn leven.

Ik kan het best ontdekken wat het betekent om aanwezig te zijn, door me even terug te trekken uit de waan van de dag, de boel de boel te laten en te gaan zitten op een stoel of een kussen en niets te doen. Alleen maar aanwezig zijn. Het grootste obstakel vind ik in mijn denken. Aanwezig zijn zonder te denken is de kunst van het zitten in zen, schrijft Dogen in zijn Zazengi. Hoe doe ik dat? Door bijvoorbeeld mijn ademhaling te volgen of mijn uitademingen te tellen van een tot en met tien. Of door me voor te nemen om aanwezig te zijn en te verzinken in mijn waarnemende, voelende, denkende lichaam. Als ik afdwaal in gedachten, merk ik dit op en geef mezelf de gelegenheid terug te keren naar wat ik me heb voorgenomen te doen, mijn ademhaling volgen of tellen, aanwezig zijn. Aanwezig in dit moment ben ik een met wat zich aandient. Ik ben de situatie en gedachten, emoties, waarnemingen, gewaarwordingen komen op en verdwijnen als wolken aan de hemel. Er is openheid, grenzeloos, ongeboren en alles klopt.

Totdat ik meega in mijn gedachten en surf op de sites van mijn preoccupaties. Mistige situatie. Dan me weer herinneren wat ik me heb voorgenomen, ontwaken, zien wat ik doe in mijn hoofd, dit loslaten en terug naar waar ik ben. Deze beweging, eindeloos, is de dynamiek van onderscheidende helderheid.

Het kost tijd om deze dynamiek in mijn leven te laten inslijpen. In het begin kan het behulpzaam zijn dit zittende te doen, op een stoel of een kussen. De vraag is hoe ik het zitten in zen integreer in mijn leefomgeving en mijn volle agenda. Zelfdisciplinering is een van de grote uitdagingen van meditatie in mijn dagelijkse leven. Waar in huis richt ik mijn meditatie plek in? Deze plaats is de plaats waar het grote mysterie van leven en dood zich in volle helderheid manifesteert, ze is een sacrale plaats. Hoe ziet ze eruit? Welke tekens herinneren me aan wat ik hier heb te doen? Het creëren van een heilige plek in huis, of op het werk als dat mogelijk is, is belangrijk omdat het mijn praktijk fysiek ondersteunt en het de integratie van spiritualiteit in een profaan leven zichtbaar maakt.

Een sacrale plaats inrichten is een ding, er te gaan zitten in zen is iets anders. De disciplinering van mijn tijd is een groter probleem dan de disciplinering van mijn ruimte. Wanneer ga ik zitten in zen? Is het beter om het ‘s ochtends of ‘s avonds te doen? Hoelang beoefen ik meditatie? Hoe vaak beoefen ik zen op een dag? Voor mij luidt het antwoord op deze vragen: wanneer mijn agenda het toelaat. Als ik ergens structureel een half uurtje niet ingevulde tijd heb, dan kan ik ervoor kiezen die tijd in te plannen voor meditatie. Heb ik die tijd eenmaal ingepland in mijn agenda, dan is het nog een hele kunst om hem daadwerkelijk voor zen te gebruiken. Aangezien mijn dagen bol staan van de activiteit, is niets doen wel het moeilijkste dat ik me kan voornemen. Het is zo zinloos! Er gebeurt zo weinig. Ik heb geen idee of het werkt, of ik vorderingen maak. Soms zit ik alleen maar te peinzen of ik suf weg. Vaak heb ik wel wat beters te doen, denk ik. En ik ben de enige die me voor dertig minuten op dat kussen kan laten zitten!

Maezumi Roshi schrijft in Waarom zen beoefenen? dat beoefening betekent ‘iets keer op keer opnieuw herhalen’. Regelmaat is voor elke oefening fundamenteel. Alleen door met vaste regelmaat te zitten en af te dwalen in gedachten, mijn voornemen te herinneren, te ontwaken en te zien wat ik doe, mijn muizenissen los te laten en aanwezig te zijn en… af te dwalen in gedachten; door deze dynamiek eindeloos zich te laten herhalen, ontwikkelt zich vanzelf een helderheid waarin mijn idee is onderscheiden van wat is.

Compassie

Als deze dynamiek wortelt in een regelmatige beoefening van zitten in zen kan ik haar de wereld in brengen.

Ik kan dit doen door me voor te nemen om, wanneer ik me dat herinner, in de situatie aanwezig te zijn en gewoonweg te kijken, te luisteren, te voelen, adem te halen, gedachten te laten opkomen en te laten gaan. Vaak ben ik zo bevangen door de waan van de dag, dat ik ‘s avonds moet vaststellen dat ik mijn voornemen glad ben vergeten. Dat geeft niet. Beoefening betekent ‘iets keer op keer opnieuw herhalen’. De volgende ochtend begin ik weer vol goede moed met mijn voornemen om aanwezig te zijn.

Het gemakkelijkste kan ik mijn intentie herinneren in situaties die niet zijn ingevuld of waarin ik moet wachten. Gelukkig hebben we in onze overgeorganiseerde samenleving voldoende oningevulde tijd: als ik wacht op het openbaar vervoer, als ik met mijn auto in de file stilsta, als ik met mijn winkelwagentje in een goedkope supermarkt sta te wachten voor de kassa, in de wachtkamers van gemeentelijke en zorg instellingen, of als ik me lopend of per fiets beweeg van de ene naar de andere afspraak. Als ik mijn emotionele waaier van verwachting tot ergernis heb afgewerkt en tot de conclusie kom dat me nu niets anders te doen staat dan te wachten, dan kan het zijn dat ik me mijn voornemen herinner.

Wat doe ik dan? Ik doe helemaal niets. Ik laat los waar ik in mijn hoofd mee bezig ben, strek mijn rug, volg mijn ademhaling van het hoofdkwartier naar de werkvloer, mijn onderbuik en ben aanwezig. Nu ben ik de situatie, geestelijk, fysiek en energetisch; alle aspecten van de situatie stromen door me heen. In mijn kijken, luisteren, ruiken, voelen, tasten, denken breng ik de situatie volledig tot uitdrukking. Ik ben de openheid van de situatie, de onbegrensdheid en onbepaaldheid, net zolang tot er een gedachte opkomt waarin ik meega en mijn bewustzijn zich vernauwt tot mijn dagelijkse beslommeringen. Als er later een moment komt waarop ik word gedwongen een pas op de plaats te maken, mijn voornemen herinner en mezelf de gelegenheid geef om me te verbinden met de situatie, dan is de situatie precies zoals ze is. Enzovoort. Dit is de dynamiek van onderscheidende helderheid in mijn gehaaste gang door de wereld.

Interessant wordt het wanneer ik handel vanuit aanwezigheid. Het lijkt alsof ik dit altijd doe. Maar wat ik meestal doe is handelen vanuit vooropgezette ideeën, strategieën, angsten, voorkeuren, afkeuren, verlangens en diepliggende reactiepatronen. Vaak maak ik helemaal geen contact met de situatie. Ik ben alleen met mezelf bezig. Als ik handel vanuit aanwezigheid, vervuld van alles wat in de situatie speelt, ben ik het niet die handelt en vindt dit handelen plaats in volstrekte onwetendheid. Het boeddhistische begrip karuna, dat vaak wordt vertaald met ‘compassie’ of ‘mededogen’, kan het best worden omschreven als ‘de toestand waarin het zelf is vervuld van het leven van alle levende wezens, tot overlopen aan toe.’ Dit vervuld zijn van wat zich in een situatie aandient, gebeurt in mijn aanwezig zijn. Het overlopen doet zich voor als de krachten in een situatie me bewegen. Wat ik dan doe, noemt het boeddhisme ‘compassie’.

Compassie is niet handelen vanuit mezelf, maar in verbinding met de situatie. Dan handel ik niet vanuit mijn weten, maar vanuit aanwezigheid. Ik zie mijn ideeën, oordelen en emoties voor wat ze zijn en laat me niet door mezelf beperken. Ik ga er niet in mee. Ik houd me er niet aan vast. Ik blijf bij de situatie waarin ik ben, ongekunsteld aanwezig, luisterend, kijkend, voelend, denkend zonder te denken. Ik weet niet wat ik zal doen. Ik ben open als de situatie zelf. Het kan zijn dat ik doe wat me goed lijkt om te doen. Het kan zijn dat ik handel tegen mijn eigen oordeel, emoties en ideeën in en doe wat er in de situatie moet worden gedaan. Handelend vanuit mijn aanwezigheid ben ik instrument. Ik doe niets. Ik word bewogen door de krachten die in een situatie spelen, inclusief mijn eigen willen, voelen en weten. Dit bewogen worden gaat vooraf aan elk onderscheid, ook het onderscheid tussen goed en kwaad. Ik kan zo mijn ideeën hebben over hoe handelen vanuit compassie eruit ziet, maar dit zegt niets over wat ik feitelijk doe.

De patriarch Linji benadrukt hoe onbepaald het begrip compassie is. Hij zegt: ‘Laat licht schijnen op de omstandigheden op het moment dat ze ontstaan. Vertrouw slechts op de ene die nu handelt. Hij uit zich niet op een of andere specifieke manier.’

In aanwezigheid bij de ander

Aanwezig zijn bij de ander is noch bij mezelf zijn, noch bij de ander. Ik ben niet bij mezelf in de zin dat ik niet vasthoud aan wat ik weet en wil. Ik ben niet bij de ander in de zin dat ik niet vasthoud aan mijn beeld van de ander en wat ik met de ander wil. In het Platform soetra wordt zo fraai geformuleerd, dat als ik me nergens aan vastklamp, ik aanwezig ben. Ik kan dit ook omdraaien: als ik aanwezig ben, klamp ik me nergens aan vast. In aanwezigheid bij de ander houd ik me niet vast aan mijn zelfbeeld, oordelen en verlangens, noch aan het beeld dat ik van de ander maak.
Het merkwaardige van aanwezigheid bij de ander is, dat ik de greep op mijn bestaan even opgeef, maar ik daarmee niet ‘opga in de ander’ of me in die ander verlies. Mezelf wegcijferen is geen aanwezig zijn. Het is een vlucht voor aanwezigheid in passiviteit en een opgeven van mijn verantwoordelijkheid. Aanwezig zijn bij de ander is bewogen worden door iets dat zich tussen mij en de ander voltrekt. Ik kan dit intimiteit noemen. Of compassie. Of liefde. Ik ben noch bij mezelf, noch bij de ander, een duister en daadloos gebeuren voltrekt zich in een onbereikbaar tussengebied. Iets gaat zijn gang en het beweegt mij en de ander, op en neer, en van de ene kant naar de andere. En van mezelf naar de gave van het zelf en weer terug naar mezelf, eindeloos. De dynamiek van intimiteit, die we ook tegenkomen in de erotiek, is de dynamiek van onderscheidende helderheid.

Mijn aanwezig zijn bij de ander hangt niet van de ander af, noch van de aard van de relatie. Al ontmoet ik iemand toevallig op straat of in de trein, al is de ander niet ontvankelijk, wanneer ik bereid ben de greep op mijn bestaan even los te laten en mezelf in de ontmoeting met de ander bloot te stellen, dan ben ik aanwezig bij de ander. Die aanwezigheid is open: de ander komt binnen zoals hij is, niet vervormd door mijn voor- en afkeuren. Ik hoef niet bang te zijn dat de ander van zoveel weerloosheid misbruik maakt. Ik kan vertrouwen op de in mijn leven ontwikkelde beschermingsmechanismen, ik kom altijd weer terug bij mezelf. Het ik is in aanwezigheid bij de ander niet geëlimineerd, het staat gewoon om de hoek te wachten tot het zijn taak weer mag vervullen. Natuurlijk vraagt mijn aanwezig zijn bij de ander vertrouwen. Dit is geen vertrouwen in de ander of in mezelf. Het is het vertrouwen in open aanwezigheid, in niet weten en instrument zijn.

Dit vertrouwen groeit in zen meditatie en in het ter plekke aanwezig zijn. Ik beoefen het in mijn handelen in dienst van de situatie en in mijn aanwezigheid bij de ander. Dat ik hierin voortdurend faal en terugdeins is niet erg. Beoefenen betekent ‘iets keer op keer opnieuw herhalen.’ Mijn terugdeinzen geeft me de gelegenheid andermaal terug te gaan naar mijn aanwezigheid. En zonder bevangen aanwezigheid is er geen ontwaakte aanwezigheid.

Uit: Ontwaakte aanwezigheid, gepubliceerd in 2008 door Uitgeverij Juwelenschip.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *