Er is Een, die nu voor al deze volgelingen van de Dao staat en luistert naar dit spreken over jouw bestaan; hij is het die niet door vuur wordt verbrandt, niet in water verdrinkt; hij is het die rondhuppelt als in een tuin, zelfs wanneer hij de drie slechte paden betreedt of Naraka (Sanskriet: ‘hel’) binnengaat; hij is het die nooit de gevolgen van karma zal hoeven te dragen, zelfs wanneer hij binnengaat in het rijk van de hongerige geesten of van de dieren. Waarom? Omdat hij geen omstandigheden kent die hij uit de weg moet gaan.

Indien je het wijze liefhebt en het gewone haat, zal je wegzinken in een oceaan van geboorte en dood. De slechte hartstochten komen voort uit de geest; wanneer je geen geest hebt, welke slechte hartstochten kunnen je dan binden? Wanneer je niet wordt geplaagd door voorkeuren en gehechtheden, zul je snel en zonder inspanning de Dao bereiken. Zolang je in verwarde geestestoestand tussen je naasten rondloopt, zul je moeten terugkeren naar het rijk van geboorte en dood, in hoeveel kalpa’s je de Dao ook meester tracht te worden. Het is beter terug te gaan naar je klooster en met gekruiste benen te zitten in de zendo.

O, volgelingen van de Dao! Jij die nu luistert naar dit spreken over jouw bestaan, jij bent niet de vier elementen die je lichaam vormen. Jij bent dat wat van de vier elementen gebruik maakt. Wanneer je in staat bent deze waarheid te zien, ben je vrij in je komen en gaan. Voor zover ik kan zien, is er niets wat ik zou willen verwerpen.

Wat wordt vereist van de volgelingen van de Dao is dat ze vertrouwen hebben in zichzelf. Zoek het niet buiten jezelf. Wanneer je dat doet, word je slechts meegesleept door futiele uiterlijkheden en ben je in het geheel niet in staat zuiver van onzuiver te onderscheiden. Maar er zijn toch Boeddha’s, er zijn Voorgangers, zal men zeggen. Deze zijn in feite niet meer dan door de Dharma nagelaten sporen van woorden. Wanneer een man voor je verschijnt en een woord of een zin in al zijn dubbelzinnige verwikkelingen voor je ontvouwt, ben je verbaasd en begin je te twijfelen. Omdat je niet weet wat je moet doen, loop je naar buren en vrienden en doet in alle richtingen navraag. Je bent volkomen in de war. Mensen van karakter moeten hun tijd niet verspillen aan woordenwisselingen en zinloos gepraat over gastheer en indringer, over zuiver en onzuiver, over materie en rijkdom.

Zoals ik hier sta, heb ik geen eerbied voor monniken en leken. Wie ook voor me verschijnt, ik weet vanwaar de bezoeker komt. Wat hij ook moge willen zijn, ik weet dat hij berust op woorden, gebaren, letters, frasen, die alle niet meer zijn dan een droom of visioen. Ik zie slechts de mens die alle toestanden die zich voordoen beheerst; hij is het geheimzinnige thema van alle Boeddha’s.

De Boeddha-situatie kan zich niet op zichzelf voordoen. Het is deze Dao-mens (dao-jen) die onafhankelijk verschijnt als meester van de situatie. Als een mens tot me komt en zegt: ‘Ik zoek de Boeddha’, dan verschijn ik overeenkomstig de toestand van zuiverheid. Als een mens tot me komt en vraagt naar de bodhisattva, dan verschijn ik overeenkomstig de toestand van empathie (karuna). Als een mens tot me komt en vraag naar bodhi (ontwaken), dan verschijn ik overeenkomstig de toestand van weergaloze schittering. Als een mens tot me komt en vraagt naar nirvana, dan verschijn ik overeenkomstig de toestand van onverstoorbare rust. De toestanden kunnen eindeloos wisselen, maar de mens (jen) verandert niet. ‘Hij neemt alle vormen aan in overeenstemming met de toestanden, zoals de maan zich wisselend weerspiegelt in het water’, zo wordt gezegd.

O, volgelingen van de Dao, het is dringend nodig dat je het ware zien zoekt, zodat je ongehinderd door de wereld kunt gaan, zonder te worden misleid door valse Voorgangers van Zen.

De aristocraat is hij, die met niets is beladen, die in een toestand verkeert van daadloosheid (wu-wei). Niets buitengewoons kenmerkt zijn dagelijkse leven. Zodra je je naar buiten wendt om je eigen ledematen bij je naasten te zoeken, alsof je die al niet zelf bij je droeg, bega je een fout. Je kunt trachten de Boeddha te vinden, maar hij is niet meer dan een naam. Ken je de Ene, die aldus rondgaat en zoekt?

De Boeddha’s en Voorgangers zijn verschenen in de tien kwartieren, in het verleden, de toekomst en het heden en hun doel is niets minder dan de Dharma te zoeken. Alle volgelingen van de Dao die thans bezig zijn de Dao te bestuderen: ook zij zoeken de Dharma en niets anders. Wanneer zij haar hebben gevonden, is hun taak beëindigd. Wanneer zij haar niet hebben gevonden, zullen ze van de ene in de andere gedaante blijven overgaan, langs de vijf paden van bestaan.

Wat is de Dharma? Ze is niets anders dan aanwezigheid (xin, ‘hart’, ‘geest’). Aanwezigheid heeft geen vorm en doordringt die tien kwartieren en haar werkzaamheden zijn te zien met onze ogen. De mensen geloven het niet. Ze trachten haar namen en woorden te ontdekken en verbeelden zich dat de Boeddha Dharma daarin te vinden is. Hoe ver zijn ze van de waarheid verwijderd! Het is als de afstand tussen hemel en aarde.

O, volgelingen van de Dao! Waarmee denk je dat mijn spreken zich bezighoudt? Zij houdt zich bezig met de xin die binnengaat in gewone en wijze mensen, in onzuivere en zuivere, in wereldse en onwereldse. Het gaat erom dat jij niet gewoon en niet wijs bent, niet werelds en onwerelds. En jij bent het die namen geeft aan het onwereldse en aan het wereldse, aan het gewone en aan het wijze. Noch het wereldse of het onwereldse, noch het wijze of gewone, kunnen een naam geven aan deze mens.

O, volgelingen van de Dao! Het is aan jou om deze waarheid te zien en er vrijelijk gebruik van te maken. Hecht niet aan namen. Het geheimzinnig onderwerp heet ‘de waarheid’.

Van een mens met een sterk karakter verwacht men niet dat hij zich door anderen laat misleiden. Deze mens is zijn eigen meester, waar hij of zij ook gaat. Alles is in orde met deze mens, zolang hij staat.

Zodra een gedachte van twijfel opkomt, nemen onheilzame geesten bezit van jouw geest. Zodra de bodhisattva twijfel koestert, krijgt de demon van geboorte en dood een goede kans. Zorg ervoor dat je geest niet wordt verstoord, verlang niet naar de buitenkant. Laat licht schijnen op de omstandigheden op het moment dat ze ontstaan. Vertrouw slechts op de Ene die op nu handelt. Hij uit zich niet op een of andere specifieke manier.

Zodra een gedachte in jouw geest wordt geboren, verrijst de drievoudige wereld met al zijn omstandigheden die tot de zes zintuiglijke velden behoren. Als je verder gaat met handelen als antwoord op de omstandigheden, waaraan ontbreekt het je dan? In een gedachten-ogenblik ga je binnen in het zuiveren en het onzuivere, in de Toren van Maitreya, in het Land van de Drie Ogen. Waar je ook gaat: niets dan lege namen.

Geheel nieuwe vertaling van mijn hand van de Linji yu lu, op basis van vertalingen van Elise Yoko Watanabe, van Ruth Fuller Sasaki en Thomas Yuho Kirchner, van Albert Welter en van D.T. Suzuki.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *