Twintig jaar na het verschijnen van mijn eerste boek Voorbij willen en weten (Servire 1998), waarin de vraag wordt gesteld hoe het heilige in onze tijd nog aanwezig kan worden gesteld, na tien jaar zen cirkel, die de beoefening in het dagelijkse leven ondersteund en op een eigentijdse wijze en in een eigentijdse taal de Indiase, Chinese en Japanse Dharma tot leven liet komen, en na het ontvangen van Inka, het laatste zegel van bekrachtiging binnen de zen traditie, dat ik op 25 juni 2018 van mijn leraar Genpo Roshi mocht aannemen, stel ik mezelf, als een door de traditie gelegitimeerde Zen Meester, de vraag wat nu mijn dharma is, het onderricht dat ik voorleef en nalaat. Aangezien de zen cirkel negen bijeenkomsten heeft, zet ik mijn dharma in negen facetten uiteen. Het kernwoord in deze negen facetten is incarnatie, ofwel het afdalen van de berg.

De religieuze ervaring

Shakyamuni Boeddha ontwaakte toen hij de ochtendster zag, en zei ‘Ik, de hele aarde en alle wezens zijn tegelijkertijd tot aanwezigheid ontwaakt.’

Denkoroku, Keizan Zenji, casus 1.

Wat incarneert? Dat, wat in de religieuze ervaring wordt gerealiseerd. Deze realisatie is de top van de berg, en daar begin ik in het delen van mijn dharma. Nee, de top van de berg is niet het doel van de weg. De ervaring van verlichting, ontwaken, satori, de mystieke ervaring, is niet datgene waarnaar we uiteindelijk streven. Zeker, ze is belangrijk op ons pad, maar haar belang ligt in de aanvang van onze beoefening. Bij de verlichtingservaring begint ons pad pas echt. Bij de top van de berg, daar begint onze reis. Daar zetten we de eerste stappen om te worden wat we ten diepste zijn. En zelfs als we de top nog niet hebben bereikt en de religieuze ervaring ons nog vreemd is, dan kunnen we alsnog beginnen met onze afdaling in de seculiere wereld en het verwezenlijken van onszelf in het gedoe van alledag.

Wat wordt er in de religieuze ervaring gerealiseerd? Wat is dat voor een ervaring? De religieuze ervaring is een ervaring die verbindt, dat in de eerste plaats: ze verbindt mijn individuele bestaan fundamenteel, intiem en op de meest concrete wijze met elk ander individueel bestaan. En ze verbindt mijn individuele bestaan met wat mijn individualiteit te boven gaat en wezenlijk draagt. Dit maakt de ervaring een religieuze ervaring. De ervaring gaat niet over mij, terwijl ze mijn leven wel bekrachtigd en wezenlijk betekenis geeft.

De religieuze ervaring is een ervaring van mijn totale wezen, lichaam, hoofd, hart en ziel. Ze heeft niets zweverigs of esoterisch, maar is feitelijk de meest concrete en intieme ervaring die een mens kan ondervinden: ze is een ervaring die nog niet door mijn denken is vervormd, ze is voorwoordelijk en prereflectief. De ervaring ligt buiten wat ik kan willen en weten. Dit maakt de ervaring ongrijpbaar en onbegrijpelijk. Ofschoon ze onbegrijpelijk is, is ze zelf-evident, ze brengt me iets in herinnering dat ik eigenlijk altijd al wist. En ofschoon de ervaring me onbegrijpelijk het meest nabij is, kan ik haar nooit bereiken of afdwingen. Ze valt me toe ‘als God het wil’…

Wat realiseer ik me in de religieuze ervaring? Dat mijn leven niet mijn leven is, maar het leven van iets volstrekt anders, dat hoewel het beperkt is door mijn fysieke vorm en condities, tegelijkertijd zonder geboorte is en zonder dood, zonder begin en zonder einde, grenzeloos en eeuwig, alomvattend en alomtegenwoordig, volmaakt vrij. In mijn door en door tijdelijke bestaan zit iets dat niet stuk kan en ik ben het niet.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *