Het boeddhisme gaat over ontwaken, maar het gaat ook over iets anders. En ofschoon zen een heel transparante traditie is, waarin alles in klare openheid en eenvoud gebeurt, heeft zen ook een esoterische kant. De nu volgende kwestie, de vierendertigste casus uit de Denkoroku, ‘De Transmissie van het Licht’, gaat over het grote geheim van het boeddhisme en zen.

‘Meester Dajian (Huineng, de Zesde Patriarch) werkte in de rijstmolen bij Huangmei. Op een dag betrad Meester Daman (Hongren) de rijstmolen en vroeg: ‘Is de rijst al wit?’ Dajian antwoordde: ‘De rijst is wit, maar hij is nog niet gezeefd.’ Daman sloeg de molen drie keer met zijn staf. De Meester schudde de rijstzeef drie maal en betrad de kamer van de Patriarch.’

Het boeddhisme gaat over ontwaken. Wat is dit ontwaken? Na acht maanden onophoudelijk rijst stampen in de rijstmolen bij Huangmei, ervaart Dajian Huineng (638 – 713), de ongeletterde houthakker uit Lingnan, een barbaar uit het Zuiden, dat zijn leven fundamenteel en intiem is verbonden met het leven van alle levende wezens. Wat voor een ervaring is dit? Ze is een ervaring van non-dualiteit, er is geen onderscheid tussen mijn leven en al het andere leven. Als de regen op het dak van mijn huis valt, dan is mijn leven de regen die op het dak tikt, mijn leven is het dak van mijn huis en mijn leven is het leven van de persoon die de regen op het dak van zijn huis hoort vallen. Deze ervaring is een onmiddellijke en zeer lichamelijk.

Toch is deze ervaring, ofschoon ze een reële en levendige ervaring is, nog heel statisch. Ze staat op zichzelf en beweegt zogezegd niet. ‘De rijst is wit, maar hij is nog niet gezeefd.’ De ervaring moet meer verinnerlijkt zijn, meer gemanifesteerd of belichaamd tot in elke vibrerende porie van dit dynamische leven. De student moet gaan herkennen dat de ervaring niet iets is dat hem toevalt, maar iets dat hij onophoudelijk leeft, dat hem beweegt en waarin hij zich beweegt.

De leraar kan hem helpen zich dit te herinneren. Voor de leerling leeft de leraar het inzicht voor. De leraar is de levende manifestatie van het Grote mysterie van leven en dood. In deze gerichtheid op de leraar, kan de leerling ineens ervaren dat de leraar, als de belichaming van de non-duale ruimte, door hem heen werkt. Huinengs leraar sloeg de molen drie keer met zijn staf. Vervolgens schudt Huineng de rijstzeef drie maal. Het lijkt voor Huineng alsof de leraar door hem heen werkt en de rijstzeef beweegt. Maar als hij goed kijkt, dan ziet hij dat zowel de leraar, als hijzelf wordt bewogen door een en dezelfde aanwezigheid. Het is deze ene aanwezigheid, waarin leerling en leraar zich samen bewegen en waardoor zij worden bewogen. Dit is de esoterische ervaring waarover in zen nauwelijks wordt gesproken of geschreven, maar die bepalend is in het proces van transmissie. De ervaring van de fundamentele verbondenheid van mijn leven met al het andere leven wordt nu de ervaring van een en dezelfde aanwezigheid, die mij en alle andere levende wezens beweegt. Eigenlijk is er niets anders dan dit: ik alleen, onder de hemel en op de aarde. Leraar of leerling, het is een enkele aanwezigheid.

Het grote geheim van het boeddhisme betreft deze ene aanwezigheid die mij beweegt en waarin ik mij beweeg. Deze ene aanwezigheid beweegt zich in de intimiteit, het vertrouwen en de ontvankelijkheid die tussen twee mensen zoals leraar en leerling, maar ook tussen vrienden of minaars kan bestaan. Deze twee mensen, die naakt voor elkaar zijn, weerloos en elkaar onvoorwaardelijk vertrouwen, weten dit: zij worden bewogen door iets dat zij niet zelf zijn en dat hen beweegt, op en neer en van de ene naar de andere kant. Zij delen dit grote geheim dat zij nooit aan derden kunnen overdragen, maar dat alleen zij herkennen als het onzegbare, ondenkbare en onbereikbare dat hen beweegt. En als zij het in elkaar herkennen, herkennen zij het in elke situatie van hun dagelijkse bestaan.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *