Nadat Sudhana zich met het openen van de Toren van Maitreya had gerealiseerd dat alles in ruimte en tijd samenkomt in zijn aanwezigheid op deze plaats en in dit moment, realiseerde hij zich nog drie dingen. Ten eerste, de onbeperkte aanwezigheid zelf, die het licht is waarin alles verschijnt, die zich in zijn leven incarneert. Ten tweede, de beperking van deze onbeperktheid in de vorm van de diepliggende patronen die zijn individuele leven vormen. En ten derde, iets dat in het Sanskriet wordt aangeduid met het woord adhisthana, een woord dat zich moeilijk laat vertalen en dat ik heb vertaald met ‘dragende kracht’, datgene dat hem beweegt, dat in hem werkt, het ‘iets gaat zijn gang’. Door adhisthana is Sudhana getuige geweest van de wonderlijke gebeurtenissen die in de nu volgende vertaling van het Avatamsaka soetra worden beschreven.

‘Sudhana ziet in het bijzonder een toren die groter is dan alle andere binnen de Vairocana toren en die een alles overtreffende schittering bezit. In die toren ziet hij een universum van miljarden werelden met daarbinnen honderd miljoen continenten. En in elk van deze werelden, ziet hij bodhisattva Mairteya’s verschijnen op aarde, zijn geboorte, zijn zeven passen lopen, zijn onderzoeken van de tien windrichtingen, zijn leeuwenschreeuw, zijn leven als kind, zijn zich terugtrekken uit de wereld om inzicht te verkrijgen, zijn leven zonder voorwaarden, zijn accepteren van het kommetje melk, zijn ontvangen van volkomen ontwaken onder de Bodhi-boom, zijn leven als leraar, zijn gemeenschap, zijn discipline, voornemens, ondersteunen van levende wezens en het onderhouden van de Dharma, dat verschillende vormen aanneemt in verschillende Boeddha’s. Op dat moment is Sudhana niet onderscheiden van al die Boeddha’s die hun Boeddha-werk verrichten in verschillende gemeenschappen. Dan hoort hij alle bellen, groot en klein, al de netten met juwelen, alle muziekinstrumenten, in alle torens, een variëteit aan onderrichten uitdragen, afgestemd en in een natuurlijke orde.’

‘Sudhana ziet hoe alle torens aan alle zijden muren hebben die zijn opgesierd met allerlei kostbare stenen en in elk van deze stenen, ziet hij de bodhisattva Maitreya gereflecteerd, terwijl hij in zijn vorige levens de voornemens van de bodhisattva uitoefende. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn hoofd weggeeft (danaparamita), zijn ogen, zijn ledematen, zijn lippen, zijn tanden, zijn tong, zijn botten, zijn merg. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn bezittingen weggeeft, zijn vrouwen, zijn maîtresses, zijn huishoudsters, zijn bedienden, zijn steden, zijn paleizen, zijn dorpen, zijn landen, en zelf zijn troon, aan een ieder die het nodig had. Een schipper wordend, helpt hij mensen om het water over te steken; een wagenmenner wordend, redt hij mensen van het noodlot; een leraar wordend, legt hij verschillende onderrichten uit; een meester wordend, beoefent hij de tien voorschriften en gaat hierin anderen voor, die hem daarin volgen; een dokter wordend, geneest hij allerlei ziekten. Voor ouders is hij een ondersteunende zoon, voor vrienden een betrouwbare metgezel.’

‘Sudhana is getuige geweest van al deze wonderlijke gebeurtenissen (vikurvita) vanwege de dragende kracht van bodhisattva Maitreya, maar ook vanwege zijn inzicht dat de drievoudige wereld is als een droom (maya), zijn beëindigen van de beperkte kennis die hij met alle wezens deelde en zijn verkrijgen van een diep doordringend en onbelemmerd zicht, behorend bij de geestelijke toestand van een bodhisattva. En omdat hij in staat is zich op alle levende wezens af te stemmen.’

Wordt vervolgd.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *