De Vier Edele Waarheden van klimaatverandering
- Duhkha: het stokt, het wringt, het wrijft, het schuurt.
Apokalyptein (Grieks): ‘onthulling’ – Wat onthult wordt is de aanstaande massa- uitsterving, een apocalyps zonder verlossing, een volledige destructie van biosfeer en semiosfeer (betekenisgeving): er zal niemand meer zijn die het einde van de wereld überhaupt kan lezen, vrezen en duiden!
1.1. Duitse filosoof Gunther Anders vertelt over de profeet Noach, die zich op een dag kleedt als iemand die in rouw is en de straat op gaat. Mensen vragen hem om wie hij rouwt en Noach antwoordt: ‘De dag na morgen.’ ‘De dag na morgen, zal de vloed iets zijn wat is geweest. En als de vloed geweest is, zal alles wat bestaat niet hebben bestaan.’ Noach keert de pijl van de tijd om. Hij rouwt vandaag om de doden van morgen (vergelijk de Duitse filosoof Martin Heidegger verderop in dit artikel: mijn leven is een zijn-ten-dode). Om ons vooruitzicht kracht bij te zetten, moet het als iets onvermijdelijks worden gedacht: een ‘verlicht doemdenken’ (Franse filosoof Jean-Pierre Dupuy). Alleen door de catastrofe te denken als iets wat al heeft plaatsgevonden, komt er ruimte voor een ander einde van de wereld. We dienen in te breken in het heden dat zelf catastrofaal is. Extinction Rebellion: niet handelen voordat het te laat is, maar omdat het te laat is. Het einde is reeds gaande. Deze bewustwording is cruciaal.
1.2. ‘Er is niets wat we nog kunnen doen aan de 420 parts per million-CO2 in de atmosfeer. Er is niets wat we nog kunnen doen aan het smelten van de poolkappen. Er is niet wat we nog kunnen doen aan het verdwijnen van de Amazone. Er is niet wat we nog kunnen doen om terug te keren naar de wereld voor de Great Acceleration, voordat we begonnen met op grote schaal dumpen van broeikasgassen in de atmosfeer. De wereld IS al veranderd. Je kunt overal de tekenen ervan zien, de wetenschappelijke rapporten spreken boekdelen.’ (Roy Scranton, The Unhabitable Earth (2019) Duitse filosoof Walter Benjamin: de catastrofe is niet iets wat ons te wachten staat, maar wat ons is gegeven – de voortdenderende voortuitgang en het spoor van vernieling dat deze achterlaat. We moeten een manier vinden om deze voortgang te doorbreken. Een andere instelling, een andere wijze van verhouden tot, een andere levenshouding, een openbreken van onze huidige status quo. Groei is niet vanzelfsprekend!
1.3. Franse filosoof Frederic Neyrat: de alomtegenwoordigheid van de apocalyps in de populaire cultuur stompt ons af. The day after tomorrow, The Walking Dead, Mad Max fungeren als een afweermechanisme: we worden totaal lamgeslagen door apocalyptische scenario’s. De alomtegenwoordigheid van de apoclyps is een doeltreffende manier om het spook van de apocalyps uit te bannen, onze angst te sussen, het onecht te maken en leidt tot een normalisering van rampen en een ‘vermarketing’ van de ondergang zelf. Memento mori wordt memento consume. Een andere manier van wegkijken is door onze verhalen over groene groei, circulaire economie en hernieuwbare energie. Fundamentele aanpassingen van onze levensstijl (ons verhouden tot) zijn niet nodig, als we de juiste technologische veranderingen maar doorvoeren… Maar dit verschilt niet van ons gangbare economische model en onze materialistische instelling.
1.4. Het gaat om bewustwording, realisatie, ontwaken, wakker worden: dat we leren zien dat de ineenstorting allang gaande is, de massa-uitsterving vindt NU plaats, we leven al in de apocalyps. De apocalyps is niet iets wat ons te wachten staat, maar heeft allang plaatsgevonden en het echte probleem is dat het zo verder gaat. Wat? Het kapitalisme en het vooruitgangsdenken. Onze Hollywood obsessie met de apocalyps draait om het vrezen van het ergste en hopen op het beste, met het doel ons te beschermen voor het pijnlijke inzicht dat het kapitalisme zelf het einde van de wereld betekent en dit einde dus reeds heeft plaatsgevonden. Het kapitalisme kannibaliseert zichzelf: er komt een moment dat er niets of niemand meer over is om nog ergens iets van kapitaal uit te persen. Tot slot, kapitalisme in de notendop: het eiland Nauru, pitstop voor vogels, hun poep bleef achter, verharde en werd fosfaat; dit werd te gelde gemaakt op de wereldmarkt, afgegraven, geëxporteerd en de inwoners van Nauru werden snel rijk; nu is het eiland OP, ze blijven met lege handen achter, hun vis is verloren gegaan en de zeespiegel stijgt.
1.5. Een aantal jaren geleden was er een massale insectensterfte. Uitsterven kunnen we het beste zien als verschraling en verarming (filosoof Rene Ten Bos): het wordt allemaal langzaam minder, sluipenderwijs, stapje voor stapje. Uitsterving betreft niet zozeer een alomvattend einde met een KNAL, maar het verdwijnen van specifieke omgevingen en specifieke werelden. Het ene na het andere verdwijnt, verliest zijn vorm, wordt vergeten.
1.6. We delven metalen en mineralen ten behoeve van de energietransitie naar een duurzame wereld: de nikkelindustrie op Sulawesie, kobaltmijnen in Congo, lithiummijnen in Servie, Portugal: er wordt 500.000 hectare bos gekapt, in de baai waar vissers voorheen vis en schepdieren visten is nu geen leven meer omdat er vervuild koelwater in wordt gedumd, er is een steenkool fabriek gebouwd om nikkel uit de grond te krijgen en de omwonenden kampen met luchtweginfecties…. Zonder nikkel geen duurzame wereld??? We houden vast aan de Groene Droom, waar nu eenmaal dingen voor moeten worden opgeofferd. Als dat geen wreed optimisme is!
1.7. We kunnen fantaseren over het schoonmaken van de oceaan, maar wat we delen met de albatroskuikens die sterven omdat hun ouders plastic voor vis hielden, zijn kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Laten we ons eerder bezinnen op de ecologische verknooptheid! Plastic belichaamt niet langer het ideaal van kneedbaarheid en plooibaarheid, van een toekomst waarin de mens zich aan de natuur heeft ontworsteld en ZELF bepaalt hoe ze eruit ziet, maar van een unheimisch heden – het Plasticene – waarin we bespookt worden door de resten ervan. Plastic verzet zich tegen idealen van kneedbaarheid en maakbaarheid. En wegwerpbaarheid, de smeerolie van het consumptiekapitalisme. Plastic is er en er is geen ontsnappen aan!
1.8 Het onderscheid tussen circulaire economie en lineaire economie is helemaal niet zo groot. Het functioneert niet als een economisch model voor een betere verhouding tot onze leefomgeving, maar als een afweermechanisme voor het pijnlijke besef dat er grenzen zijn aan de groei. En ‘energietransitie’ klinkt hartstikke goed, totdat je beseft dat ook windmolens en electrische auto’s (accu’s) ergens van gemaakt moeten worden en daartoe bergen, ecosystemen en leefgemeenschappen kapotgemaakt worden. Het Duitse dorp Lutzernath, net over de grens bij Limburg, is ondanks het verzet van klimaatactivisten, Greta Thunberg voorop, verzwolgen door machines ten behoeve van bruinkooldelving.
Concl. Als er iets inbreekt zoals een hittegolf, een overstroming, een pandemie worden we geconfronteerd met het feit dat we niet met een fantasie te maken hebben. We moeten ons door het spook van de uitsterving laten ontwrichten (Calum Matheson), willen we ons niet nog dieper in de uitsterving sussen.
Hedendaags Boeddhisme en Zen moeten niet alleen gaan over sterven maar ook over uitsterven.
Asvaghosa, ‘Het opkomen van verontrusting’, Buddhacarita, derde zang
Nadat toen de hoofdweg uitzonderlijk mooi versierd was en geïnspecteerd, liet de koning de prins met een andere wagenmenner en een andere wagen uitrijden. En toen nu de koningszoon zo voorreed, schiepen diezelfde goden een dode, en alleen de wagenmenner en de prins zagen hoe hij weggedragen werd, geen ander. De koningszoon dan vroeg de wagenmenner: ‘Wie is dat, die daar door vier mannen gedragen wordt, gevolgd door bedroefde mensen, en die gesierd is, maar toch beweend wordt?’
Nu hadden de Suddhadhivasa goden met rein gemoed het hart van de bestuurder verblind en daarom, hoewel het niet verteld mocht worden, vertelde hij het toch aan zijn meester, een groot belang dienend: ‘Dat is iemand die beroofd is van zijn intelligentie, zintuigen, ademhaling en deugden, ingeslapen, bewusteloos, als dor gras of een stuk hout; eens opgevoed en behoed door zorgvolle mensen wordt hij nu door zijn meest geliefden verlaten.’
Toen hij dat van de wagenmenner hoorde, beefde hij hevig en vroeg: ‘Is dit alleen het lot van deze man of is zo het einde van alle wezens?’
De wagenmenner antwoordde: ‘Dit is het eind voor alle wezens, de stellige ondergang voor de geringe, de middelmatige en de grote, voor iedereen ter wereld.’
Zodra nu de koningszoon van de dood hoorde, ontstelde hij hevig, hoe standvastig hij ook was. En met de arm over de rand van de wagenbak geslagen sprak hij met klinkende stem: ‘Dit einde staat dus vast voor de wezens en achteloos laat de wereld alle vrees varen! Mij dunkt, het gemoed der mensen moet wel hard zijn, dat zij zo zeker huns weegs gaan. Laat de wagen keren, wagenmenner. Het is nu de tijd niet om naar het park te gaan. Hoe kan iemand, die bij zinnen is en weet dat de ondergang hem te wachten staat, bij zulk een zorg nog achteloos zijn!’
Hoe leid jij jouw leven in een tijd van uitsterving? Wat doe je dan? Wat is de eerste stap die jij zet op jouw weg die is onder jouw voet (Lauzi, Daodejing)?
- Samudaya, de oorzaak van duhkha: onwetendheid op zijn Duits De filosofie van Martin Heidegger (1889 – 1976)
Das Man is in elk van ons aanwezig. Niet als het ‘ik-zelf’, maar als ‘alledaagse ik’ in de wereld. Das Man heb ik gemeen met alle anderen. Das Man wil alles zo gemakkelijk mogelijk zien, alles oppervlakkig opvatten en zich aan de conventionele schijn houden: doen wat ‘men’ doet. Das Man bezit niets van zichzelf, het wordt door anderen gezegd en gegeven.’Eerst ben niet ik, in de zin van het eigen zelf, maar de anderen op de manier van Das Man. Van daaruit en als zodanig word ik eerst gegeven aan mij ‘zelf’. Eerst is het bestaan Man en meestal blijft dat zo.’ (Sein und Zeit, p. 129)
Das Man bezit niets eigens, zelfs geen eigen taal. Het neemt deel aan het algemene geleuter: men zegt de dingen die men nu eenmaal zegt. Hierdoor sluit Das Man zich af voor echt begrijpen van het eigen bestaan en van de dingen waarover gesproken wordt. Het geleuter verraadt de ‘ontworteling’ en ‘oneigenlijkheid’ van het dagelijkse bestaan. Het gaat het nieuwsgierige Man, aan hoeveel communicatie het ook doet, nooit om echt begrijpen maar om het tegendeel daarvan, de vermijding van inzicht, het ontwijken van de ‘eigenlijke’ blik op het bestaan. Dit noemt Heidegger ‘verstrooiing’.
Alles ziet eruit alsof het echt verstaan, begrepen en uitgesproken is, en toch is het dat in wezen niet, of het ziet er niet zo uit en is het in wezen toch.’ (Sein und Zeit, p. 173)
‘Gedoemdheid’ noemt Heidegger het zich zonder voorbehoud in de activiteiten van de wereld storten onder de opvatting ‘het ware volle leven te leiden’. Het verschil tussen eigenlijk en oneigenlijk is het verschil tussen het besliste en het onbesliste bestaan, tussen bewuste en onbewuste existentie (oneigenlijk bestaan is niet slecht, negatief of verkeerd!). Dit is een verschil tussen existentiële kwaliteiten. Eigenlijkheid is het besliste Dasein (het Zijn van de mens, die van alle zijnde datgene is dat het Zijn, ofschoon onduidelijk, verstaat) ’ten-dode’. ‘Men sterft’ wordt ‘Ik sterf’.
‘Das Man laat de moed tot angst voor de dood niet opkomen.’ (Sein und Zeit, p. 254) Angst is de fundamentele ervaring van de mens en het vooruitlopen op zinloosheid.
Ontwaken: mijn eigenlijkheid vind ik in mijn eindigheid (Zijn-ten-dode)
De zijnsvraag kan pas worden gesteld als het Niets (de totale vernieting) de mens op een of andere wijze openbaar wordt. Hij kan deze alleen in ‘vereinzelung’ stellen: wanneer hij enkel en alleen op zichzelf is aangewezen, juist omdat het om zijn eigen zijn gaat. Wat de maatschappij ons als doeleinden aanbiedt in haar bedrijvigheid (‘betrieb’) heeft Dat Man altijd gebonden aan een oneigenlijk bestaan. Das Betrieb doet alles om de dood te verdringen. Mijn besluit tot leven doet zich pas voor als ik klaarwakker zie hoe ik in de wereld sta, oog in oog met de doodsangst die opkomt wanneer ik de realisatie verwerk dat IK het ben wie mijn dood te wachten staat. Dit is de ‘Unheimlichkeit van het Dasein’: de mens is ’thuisloos’, er is geen geborgenheid.
De angst voor deze grondeloosheid doet de mens vluchten in ‘gewoonten en woningen’.
Das Man is het moeten. In tegenstelling daartoe weet bewuste eigenlijkheid een hogere waakzaamheid te verwerven. Bij alles was het doet, legt ze de volle nadruk van haar vastberadenheid, beslistheid en energie aan de dag. Terwijl Das Man slaapt, is het eigenlijke zelf bij kennis gekomen. Het beperkt zich tot waakzaam waarnemen van wat het geval is. Het wordt opgeroepen ’tot zorg (Sorge)’: in de eerste plaats zorg voor de eigen zijnswijze, de zorg te zijn.
De mens kan nooit loskomen van Das Man, van hoe men leeft, voelt, denkt en wil. De mens kan zich alleen realiseren dat het zo is en middels deze realisatie heft hij de vervreemding op. Eigenlijkheid is altijd eigenlijkheid in-de-wereld: de eigen houding tegenover de wereld is altijd een betrekkelijke, de mens wordt steeds wezenlijk door Das Man bepaald (bijvoobeeld: het denken krijgt gestalte in de taal waarin men leeft).
Wat realiseer ik me als niet alleen ik sterf, maar ik uitsterf?
Martin Heidegger: “De zinloosheid vormt de absolute kostbaarheid van het leven. Ze is zingevend levensgenot, een leven in het hier-en-nu, in concreto. ‘Ik sterf’ is een besluit tot leven.”
- Nirodha, de opheffing van de oorzaak van duhkha: het is ‘en – en’!
3.1. Als er achter de tempelmuren een hond blaft terwijl je naar me luistert, hoor je dat en je weet dat het een blaffende hond is. Als een kraai schreeuwt, hoor je dat en je weet dat het een kraai is. Je hoort de stem van een volwassene als de stem van een volwassene en die van een kind als die van een kind. Je bent hier niet gekomen om tijdens mijn toespraak een hond te horen blaffen, een kraai te horen schreeuwen, of voor welk ander geluid dat van buiten de tempel komt dan ook. En toch, als je hier bent hoor je die geluiden. Je ogen zien en onderkennen rood en wit en andere kleuren en je neus kan lekkere geuren van stank onderscheiden. Er is geen enkele manier waarop je van tevoren had kunnen bepalen welke objecten, geluiden of geuren je tijdens deze bijeenkomst ten deel zou vallen en toch ben je in staat om deze onvoorziene objecten en geluiden te herkennen terwijl ze zich voordoen zonder aankondiging. Dit komt omdat je ziet en hoort binnen het Ongeborene.
Dat je op deze manier ziet, hoort en ruikt zonder dat er een wilsbesluit aan ten grondslag ligt vormt het bewijs dat deze inherente wakkere aanwezigheid ongeboren is en een schitterende, onderscheidende helderheid bezit. Het Ongeborene manifesteert zich in het niet geboren worden van de gedachte ‘Ik wil zien’ of ‘Ik wil horen’. Als een hond jankt en miljoenen zouden in koor roepen dat dat het geluid van een schreeuwende kraai is dan betwijfel ik of je daarvan overtuigd zou zijn. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat er een manier is waarop ze je zouden kunnen verleiden om aan te nemen wat ze beweren. Dat komt dankzij de schitterende helderheid en ongeborenheid van je wakkere aanwezigheid. De reden waarom ik zeg dat je op deze wijze binnen het Ongeborene ziet en hoort is omdat je aanwezigheid geen geboorte geeft aan welke gedachte of neiging om te zien of horen dan ook. Daarom is het Ongeboren. Ongeboren is het tevens het doodloze: wat niet is geboren, kan niet vergaan. Dat is de betekenis van mijn uitspraak dat alle mensen beschikken over een ongeboren, wakkere aanwezigheid. Zen Meester Bankei (1622 – 1693), Hosshinji voordrachten, vertaald in Ontwaakte aanwezigheid, Maurice Knegtel 2008.
3.2. Alle Ontwaakten en alle levende wezens zijn niets anders dan de ene aanwezigheid (Xin, Chin. ‘hart’, ‘geest’), zonder welke niets bestaat. Deze aanwezigheid is zonder begin, ongeboren en niet ongedaan te maken. Ze is niet groen of geel en kent geen vorm of verschijning. Ze behoort niet tot de categorie van dingen die bestaan of niet bestaan en er kan ook niet over worden gedacht in termen van oud of nieuw. Ze is niet lang of kort, niet groot of klein omdat ze alle begrenzingen, bepalingen, namen, karakteristieken en vergelijkingen overstijgt. Ze is dát wat je nu voor je ziet – bij de minste of geringste poging haar te duiden sla je de plank direct mis. Ze is als de grenzeloze openheid die niet kan worden doorgrond of bepaald. De ene aanwezigheid alleen is de Wakkere en er is geen onderscheid tussen de Wakkere en levende wezens anders, dan dat de laatste zich hechten aan vorm en zo de Wakkere buiten zichzelf zoeken. Juist door dit zoeken verlies je haar, want dat komt neer op het zoeken naar de Wakkere aan de hand van de Wakkere en het bevatten van de aanwezigheid door middel van de aanwezigheid. Zelfs al doe je eeuwenlang je uiterste best, je zult op deze manier nooit in staat zijn haar te bereiken. Je weet niet dat als je een einde maakt aan het conceptueel denken en je je zorgen achter je laat, de Wakkere vóór je zal verschijnen, want deze aanwezigheid is de Wakkere en de Wakkere is alle levende wezens. Het is niet minder als het zich manifesteert in gewone wezens en het is ook niet meer als het wordt gemanifesteerd in de Wakkere. Ch’an Meester Huangbo (720 – 814), Voordrachten, vertaald in Ontwaakte aanwezigheid, Maurice Knegtel 2008.
3.3. Aangezien er niets anders is dan dit moment is tijdelijkheid zijn (U-ji) alle tijd die er is. Elk moment is al wat bestaat en dit is de totale wereld. Ga maar na of er iets, of enige wereld, is weggelaten uit het huidige moment. Slikt dit tijdelijkheid zijn niet het moment in waarop je de bergen beklom en het moment waarop je verbleef in een juwelen paleis en een vermiljoenen toren? Spuugt het ze niet uit?
Zie het vervliegen niet als de enige functie van tijd. Als tijd alleen maar vervliegt dan zou je gescheiden zijn van tijd. De reden waarom je tijdelijkheid zijn niet helder ziet ligt in jouw vooronderstelling dat tijd alleen maar voorbij vliegt. De drie hoofden en acht armen van de vechtende geest zouden verleden tijd kunnen zijn. Het lichaam van de Wakkere zou tegenwoordige tijd kunnen zijn. Toch zijn verleden en heden beide in het moment waarop je de bergen betreedt en de duizenden toppen ziet. Verleden tijd en tegenwoordige tijd verdwijnen niet.
Tijdelijkheid zijn heeft de kwaliteit van passeren (Jap. kyoryaku, ‘vloeien’, ‘stromen’, ‘passeren’). Het zogenaamde vandaag vloeit in morgen, vandaag vloeit in gisteren, gisteren vloeit in vandaag. En vandaag vloeit in vandaag, morgen vloeit in morgen. Denk niet dat passeren als de wind en regen is die van oost naar west trekken. De totale wereld is niet onveranderlijk, hij is niet onbeweeglijk. Hij vloeit.
Je mag veronderstellen dat tijd alleen maar wegstroomt en je niet beseffen dat tijd nooit aankomt. Ofschoon beseffen zelf tijd is is het niet afhankelijk van zijn eigen arriveren. Mensen zien uitsluitend tijds komen en gaan en zien niet dat tijdelijkheid zijn in elk moment verblijft. Zen Meester Dogen Zenji (1200 – 1253), Uji (1240), vertaald in Het afdalen van de berg, Maurice Knegtel (2020)
Wat realiseer ik me als ik terugkeer naar mijn buik en apocazit?
- Marga, de weg naar de opheffing van de oorzaak van duhkha: getuige zijn, de wond aannemen, belichamen en uitdrukken
4.1. Apocazits is terug naar wat er in dit moment oplicht (en dat is alles). Ik vertel dit verhaal uit mijn hoofd, omdat ik de bron niet meer kan vinden. Een man wordt achterna gezeten door een agressieve tijger. Hij rent voor zijn leven door het dicht begroeide oerwoud, laaghangende takken ontwijkend, springend over uitstekende boomstronken en telkens achterom kijkend om de afstand tot de tijger te kunnen inschatten. Die afstand wordt kleiner en kleiner. Dan staat hij ineens voor een gapende, duizelingwekkend diepe afgrond. De tijger stopt en staat een halve meter achter hem. Hij kijkt de man dreigend aan. De man kijkt op zijn beurt de tijger aan. Dan springt de tijger op hem af en springt de man in de metersdiepe kloof. En precies op het moment dat zijn voeten geen grond meer voelen en zijn lichaam in een vrije val geraakt, ziet hij op de rand van de kloof een prachtige, felrode klaproos in volle bloei. Dan valt hij zijn dood tegemoet.
4.2. Apocazits is zitten in rouw. We moeten leren leven in en met een unheimische en beschadigde wereld. Rebecca Tamas: we bestaan voort, zeker, maar dat voortbestaan gaat nergens heen en doen we bovendien niet alleen, we zijn afhankelijk van vreemden (non-human) waarmee we op eigenaardige manieren verknoopt zijn. Na anderhalve eeuw van industrieel produceren, massaal consumeren en ondoordacht weggooien stapelen de resten van dit proces zich zichtbaar en onzichtbaar op en in plaats van te proberen die weg te moffelen en met een schone lei te beginnen, is het aan ons om te leren leven in en met de brokstukken. De Soefi dichter Rumi dichtte ooit: we moeten onze aandacht gericht houden op wond omdat juist DAAR het licht binnenkomt. Shuke Tokudo, een initiatie in het licht van de uitsterving. Je gaat staan voor je eindigheid in je Japanse doodskleed, de witte kimono waarin je wordt begraven en met je zwarte kesa, een kleed bestaande uit de resten van kleden van overledenen, het lichaam van de Wakkere en met je hoofd kaal of geminimeterd, je eigen tijdelijkheid indachtig. Zo ga je staan voor je eindigheid en je neemt je voor in elke situatie die je binnengaat onvoorwaardelijk te leven. Thuisloos, als unsui, ‘wolken en water’, zonder een voorwaarde (‘ja maar…’) om je aan vast te houden. Zo leef je je sterven voor. En je uitsterven, leef en bekrachtig je dat op eenzelfde wijze? Ja, je neemt je voor het einde dat reeds is aangevangen, dit uitsterven van biosfeer en semiosfeer zonder voorwaarden te leven. Apocazits! Maar misschien moet de kesa dan wel van afval (plastic? gedragen kleding?) worden gemaakt?
4.3. Apocazits is ervaren vervulling tegenover het tekort van het kapitalisme en het groeidenken. “De bodhisattva komt noch gaat, beweegt noch verwijlt, wordt geboren noch sterft, komt voort noch verdwijnt, verlangt noch hecht, doet noch oogst, ontstaat noch vergaat, is eeuwig noch eindig.” Dit de bodhi-kant, de open ruimte, daar kom je vandaan. En dan: “En toch,” – in de tekst staat ‘en toch’, hier komt de paradox, nu volgt de geboorte van de bodhisattva, en toch – “o zoon van goede familie, het is op deze wijze dat de bodhisattva komt: hij komt waar een alles omvattende liefde is, omdat hij ernaar verlangt alle levende wezens te disciplineren; hij komt waar een groot compassievol hart is, omdat hij alle levende wezens in hun lijden wil bijstaan; hij komt waar de tien voorschriften worden uitgeoefend, omdat hij ernaar verlangt geboren te worden waar hij iemand van dienst kan zijn; hij komt waar grote geloftes worden vervuld, vanwege de kracht van de oorspronkelijke gelofte.” Hier heb je het fenomeen van overlopen, van de schreeuw van de ander horen, dienstbaar zijn, instrument zijn. Waarmee? Met dit specifieke leven, dit unieke, door karma bepaalde lijf. En dit wordt voor het eerst in vol bewustzijn aangenomen. Ja, hiermee doe ik het! Dit is mijn instrument. Je kunt jezelf de vraag stellen, als je voelt dat je niet leeft vanuit een tekort maar vanuit een vervulling, waarmee ga je die vervulling dan delen? Als er vanuit de gevoelde verbinding een beroep op je wordt gedaan, met welk instrument ga je dan dienen? Dit kan maar met één zaak zijn waarmee je dient. Dat is jouw vleesjas! Dit is alles wat er is, deze toren, jouw leven. Dit is het. Het mag dan een versleten vleesjas zijn, met hier en daar een knoop minder, een scheur in de mouw en een beetje onwelriekende geur, maar hiermee doe ik het. Hij beschermt me goed en de anderen ook, hij geeft genoeg protectie, hiermee kan ik de wereld ingaan om te dienen. Dat is de geboorte van de bodhisattva! Waar leidt dit toe? Het leidt tot een onvoorwaardelijke bekrachtiging van jouw leven precies zoals het is. Precies zo. Het leidt tot een onvoorwaardelijk ‘Ja!’ zeggen tegen jouw leven, met al z’n patronen, al z’n tekorten en kwaliteiten. Ja, zo is het. Dit is het. Hier komt alles samen en hiermee gaan we het doen. Dit is mijn gereedschap. Dit is mijn instrument.
De Toren van Liefde, p. 123 – 124, Maurice Knegtel (2023).
4.4. Apocazits is weer gaan stromen in het expressie geven aan de wond.
Reizend naar een ver gelegen streek
vergezeld van de nachtegaal
en van gedachten aan de droefheid in deze wereld.
En:
Denkend aan de mensen in deze vlietende wereld
diep in de nacht –
mijn mouw is met tranen doorweekt.
De kunst van het leven is niet in de laatste plaats de kunst van het omgaan met pijn. Pijn is de meest constante factor in ons bestaan, heeft Shakyamuni Boeddha gezegd. Ook de kunst van het omgaan met pijn vraagt om overgave. Ze vraagt ons de pijn binnen te gaan en de pijn te leven. In shikan-taza, de zelfvergeten beoefening van ons bestaan, verwezenlijken we ons leven als pijn wanneer de pijn zich voordoet. De kunst van het leven is de kunst om moeiteloos en zonder vrees de pijn te laten klinken in ons leven. Dit kan in de vorm zijn van een schreeuw. Maar ze kan ook subtiel haar stem krijgen tussen de regels van een gedicht in, zoals dat bij Ryokan vaak het geval is:
Dagen tellen is als knippen
met je vingers-
zelfs mei vervliegt als een droom.
Ryokans (Japan, 1758 – 1831) diepe en onvoorwaardelijke liefde voor alles wat leeft uit zich niet alleen in de vertedering, de zachtheid en de vrijheid waarmee hij het leven in poëzie zijn vorm en glans laat krijgen, maar ook in de pijn van de vergankelijkheid. Zelf een oude man geworden, schrijft Ryokan dit gedicht:
Ik zit stil en luister naar de vallende bladeren –
een eenzame hut, een teruggetrokken leven.
Het verleden is vervaagd, ik kan me dingen niet meer herinneren.
Mijn mouw is nat van de tranen.
Misschien is Ryokans intense liefde voor het leven en zijn diepgaande besef van de vergankelijkheid van dat leven wel de reden dat hij zijn leven alleen wilde leiden. Voor zijn grote voorganger en de grondlegger van Soto-Zen in Japan, Dogen Zenji, was het thuisloze, nergens verblijvende monniksbestaan, het enige antwoord op de vergankelijkheid die ons leven ten diepste is. Dit wijst niet op een angst voor de vergankelijkheid, maar op een moedig en onvoorwaardelijk aannemen van de vergankelijkheid in ons leven en van de ongelimiteerde vrijheid die deze vergankelijkheid is. Alles gaat voorbij. Dat wil zeggen, er is fundamenteel niets dat ons bindt. Hoe het ook zij, Ryokan hield van zijn leven zoals het was. En dat was zeker geen leven waarin hij de mensen en de liefde uit de weg ging:
Het is niet zo dat
ik me nooit onder de mensen
van de wereld begeef –
maar ik amuseer me
liever alleen.
Ryokan kende de schaduwzijde van zijn keuze maar al te goed. Hij accepteerde de consequentie van zijn levensstijl volkomen en drukte haar in talrijke gedichten, met haarscherpe precisie en zonder enige sentimentaliteit of zelfbeklag uit:
De haard is koud en met dikke as bedekt.
Wederom is het enige licht gedoofd.
Eenzaamheid en nog niet halverwege de nacht.
Stilte – enkel de stem van een verre bergstroom.
Voor Ryokan is de nacht van eenzaamheid, de eenzaamheid van alle levende wezens. Ze is zoals alles wat zich voordoet een unieke en waardevolle expressie van het onzegbare en ongrijpbare bestaan. En ze is het net zo zeer waard om onvoorwaardelijk geleefd, volledig geproefd en in helderheid uitgedrukt te worden:
Onafgebroken regenval – in mijn hermitage
flikkert een enkel licht, terwijl dromen terugkeren.
Buiten het geluid van vallende druppels.
Een kraai zit in duisternis op de muur.
De haard is koud, geen brandhout wacht mijn ingebeelde gasten.
Ik reik naar een bundel poëzie.
Deze nacht, in eenzaamheid, diepe emotie.
Hoe verklaar ik hem de volgende dag?
Eenzaamheid staat bij Ryokan niet louter voor het fysiek alleen zijn. Ze staat ook voor het inzicht dat we dit allesomvattende leven alleen moeten leven, de allesomvattende pijn alleen moeten lijden en de allesomvattende dood alleen moeten sterven. In deze eenzaamheid, in deze eenzame daad zijn we diepgaand verenigd met alles wat leeft. In de Japanse esthetiek noemt men haar sabi, de absolute of eeuwige eenzaamheid. Sabi is niet het depressieve gevoel van door iedereen achtergelaten te zijn, noch een zelfingenomenheid, ze duidt een volkomen op-zichzelf-zijn en een zichzelf-genoeg-zijn aan. De pijnboom en ik zijn intiem met elkaar verbonden in de ene daad van bestaan en in de ene daad van sterven. Luister hoe Ryokan in het volgende gedicht de absolute eenzaamheid, tijdelijkheid en volstrekte ongehinderheid in een enkele ademtocht uitdrukt:
Ik sta alleen onder een eenzame pijnboom;
vlug gaat de tijd voorbij.
Boven me de lucht, eindeloos –
wie kan ik vragen met me de weg te gaan?
Ryokans kunst van het leven bestaat uit een diepe intimiteit met alles wat leeft. Zijn sensitieve geest resoneert moeiteloos met elke stem die opkomt en elke klank die weerklinkt. Voor Ryokan was het leven zelf kunst, een transparante schoonheid die alles, zelfs de meest grillige en schrijnende uitingen van het leven, doordringt. Ryokan, de kunst van het leven, Maurice Knegtel, https://www.mauriceknegtel.nl/, 4 maart 2023.
Hoe geef jij uitdrukking aan jouw uitsterven in woord en daad?
4.5. Apocazits is bearing witness: het is belangrijk de duistere realiteiten van onze tijd aan te gaan en om de moed te verzamelen niet weg te kijken. Niet als een oefening in pijn of boetedoening of om ons een slecht gevoel te geven over onszelf, maar omdat in dit getuige zijn zich een deur opent. Antropologe Anna Tsing, The Mushroom at the End of the World (2015): we dienen stil te staan bij de onbepaaldheid en kwetsbaarheid en ons niet laten meeslepen door de grote verhalen over het einde van de wereld en hoe we op het laatste moment gered worden door de techniek. ‘Noch verhalen over vooruitgang, noch verhalen over ruines vertellen ons hoe we moeten nadenken over gezamenlijk overleven.’ De paddestoel uit haar boek is niet de atoombom, maar de matsutake paddestoel, die het eerste teken van leven in Hioshima was na het vallen van de atoombom. ‘Net als ratten, wasberen en kakkerlakken nemen ze ecologische puinhopen voor lief.’
4.6. Apocazits is niet-weten: hoe is het mogelijk te leven zonder de collectieve overtuiging dat we weten waarnaar we op weg zijn? De toekomst is onbepaald!
‘In buddhism there is no hope‘ (Joanna Lasota tijdens de introductiecursus zazen in Bar Harbour, Maine, VS in 1991). In uitsterven is er ook geen hoop. We oefenen ons in een leven zonder hoop… Hoe doe je dat? Apocazits!