Na Dharma-essentials zoals ontwaken, teleurstelling, het doorzien van de illusie van een solide zelf en eenvoud, introduceert Trungpa in zijn Mythe van de Vrijheid nog een heel belangrijke en louterende Buddha’s basics van ons spirituele pad, verveling. Verveling is de fase in ons geestelijke proces waarin er werkelijk niets meer gebeurt, er wordt niets meer ontwikkeld, we ervaren niets bijzonders meer, er is gewoonweg wat er is en dat is het. Wat is de betekenis van verveling voor onze geestelijke weg? Wat is de waarde van verveling voor onze Zen beoefening?

Trungpa schrijft hierover (p. 67): ‘Wanneer we beginnen te beseffen dat er niets gebeurt, realiseren we ons vreemd genoeg ook dat er iets waardigs plaatsvindt. Er is geen ruimte voor frivoliteit, geen ruimte voor jachten. We ademen gewoon en zijn aanwezig. Het heeft iets heel bevredigends en heilzaams.’

Verveling wordt in andere religieuze tradities ook wel de ‘woestijngang’ genoemd. Je kunt niet vooruit en niet achteruit, niet naar links en niet naar rechts, de zon brandt als de hel, er ligt niets in het verschiet, de hitte is verzengend, het zand is rul, er is niets dat je behoedt, er is geen doorkomen aan. Langzaam maar zeker val je uitelkaar, je verliest de greep op jezelf en de grond valt onder je voeten weg. In verveling ontstaat een totale en concrete openheid, waarin er geen vaste grond meer onder de voeten is. ‘Geen gevoel van territorium’, schrijft Trungpa (p. 68). ‘Zelfs zo sterk dat hij (de Boeddha) nauwelijks meer een afzonderlijk individu was. Hij was slechts een zandkorrel in de uitgestrekte woestijn.’

Eindelijk begint er iets te dagen. Na de woestijngang komt het vruchtbare land, het beloofde land: jouw leven, precies zoals het is. Ontegenzeggelijk. Zo. Precies zoals het is. En het is OK.

 

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *