Misschien wel de meest precaire Dharma essential is de relatie tussen leraar en leerling. Trungpa schrijft daar in zijn Mythe van Vrijheid enkele waardevolle zinnen over. Waarom zou je eigenlijk een leraar kiezen? Trungpa (p. 143): ‘Een van de problemen bij het zoeken naar het spirituele is dat we geneigd zijn te denken dat we onszelf kunnen helpen door alleen maar veel te lezen en in ons eentje te mediteren, zonder ons aan een bepaalde traditie te verbinden. Zonder een leraar om ons aan over te geven, zonder een voorwerp van toewijding, kunnen we onszelf niet bevrijden van spiritueel materialisme.’ In mijn woorden: zonder leraar kun je nooit om je eigen hoek heenkijken. Het is relatief gemakkelijk om je over te geven ‘aan het leven zelf’, of om van je ‘innerlijke leraar’ te leren, maar het is zoveel moeilijker om dat te doen in relatie tot een levend mens. Waarom? Omdat een levende leraar je geen kans geeft om te ontsnappen.

De leraar of lerares is een mens. Een mens die de leerling leert wat incarneren betekent: de ongeboren en grenzeloze aanwezigheid die incarneert in jouw weerbarstige vlees. Trungpa schrijft (p. 144): ‘Omdat we met hem (de leraar) kunnen communiceren, kunnen we ons met hem identificeren. Hij is (…) een mensenzoon die in deze wereld is opgegroeid, allerlei moeilijkheden heeft ondervonden en in staat was de leringen toe te passen (…). We kunnen met deze persoon omgaan zonder er allerlei geheimzinnigs bij te fantaseren.’ In deze omgang wordt de Ongeborene gewekt, worden de individuele patronen aangeraakt – en dat doet pijn -, en worden tenslotte de voorwaarden die de leerling inbrengt, een voor een tot bewustzijn gebracht om ze vervolgens te laten vallen. De overgave in de leraar leerling verhouding is een onvoorwaardelijke. ‘Het is een wederkerige situatie: de toewijding van de goeroe aan de student is intens, waarop de toewijding van de student wordt gewekt, zelfs al is deze dom en koppig en gaat hij gebukt onder allerlei problemen (p. 145).’

En dan tenslotte dit: ‘Maar voor we ons te veel verlekkeren aan zulke opwindende en mystieke taal, is het noodzakelijk om te weten dat we heel eenvoudig moeten beginnen met het geven, het openen en uitstallen van ons ego, met het cadeau doen van ons ego aan onze spirituele vriend. Als we dat niet kunnen, zal er nooit een pad beginnen omdat er niemand is om het te bewandelen. De leer bestaat, maar de beoefenaar moet de leer erkennen, moet haar belichamen (p. 147).’ De eerste stap in het proces van overgave is het jezelf aanbieden, blootstellen, geven. Pas dan kan er in de relatie tussen leraar en leerling worden gewerkt, net zo lang totdat leraar en leerling een grenzeloze aanwezigheid zijn die hen beiden onderricht.

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *