Het sacrale ligt per definitie voorbij de grenzen van mijn kennen en kunnen, en van mijn willen en weten. De stam van het Latijnse woord sacer, sak, betekent ‘buitenplaats’ en hij duidt de offerplek ver buiten het dorp of de stad aan, de plek waar het heilige in huivering wordt ervaren in en door het offer. Het sacrale is datgene dat we nooit kunnen grijpen of begrijpen, aangezien het buiten de vertrouwde orde van de dingen ligt. De dingen die komen en gaan, ontstaan, groeien, vervallen en vergaan. De dingen die hun plek innemen in de ruimte en in de tijd en die duidelijk van elkaar zijn onderscheiden, zoals eilanden in de oceaan. De dingen die substantie hebben, die solide zijn. De dingen waarop je kunt bouwen, zo lijkt het. Echter, de ervaring van het sacrale of de herinnering aan het mysterie dat ons leven is, laat deze vertrouwde orde van solide dingen schuiven. Ze ontglipt ons. Niets is meer wat het lijkt te zijn. Lees de woorden van de Japanse Zen Meester Dogen (1200 – 1253) over de wandelende bergen:

‘Priester Daokai van de berg Furong sprak tegen zijn leerlingen: ‘De groene bergen wandelen altijd; een stenen vrouw baart ’s nachts een kind.’

Bergen hebben geen gebrek aan de kwaliteit van bergen. Daarom nemen zij er altijd hun gemak van en wandelen altijd. Je moet deze eigenschap van het wandelen van bergen uitgebreid bestuderen. Het wandelen van bergen is net als het wandelen van mensen. Twijfel daarom niet aan het wandelen van bergen, ook al lijkt het niet hetzelfde als het wandelen van mensen. De woorden van de voorouders van de Boeddha verwijzen naar wandelen. Dit is fundamenteel inzicht. Je moet in deze woorden doordringen.’ (Uit: Sansuikyo, ‘Het soetra van bergen en rivieren’)

De ervaring van het sacrale, huiveringwekkend en bevrijdend, is inderdaad te vergelijken met een stenen vrouw die een kind baart. Wat altijd solide leek en de schijn had van substantialiteit, smelt en breekt open, en baart een kind, de enige levende realiteit die er toe doet. Dit gebeurt altijd ’s nachts, wanneer mijn uitzicht niet meer zo helder is en de dingen in elkaar lijken te vervloeien. De nacht is de nacht van mijn niet-weten. Ik zend niet meer uit. Ik maak geen onderscheid meer. Ik reflecteer niet meer op wat ik aan den lijve ervaar, of blijf in ieder geval niet in die reflecties hangen. Ik vertrouw voor het eerst in mijn leven op mijn zintuigelijke waarneming. En deze is voorwoordelijk en prereflectief. Ze is de grote stilte van de wereld voor Bach. En in die stille nacht, waarin alles met alles samenvalt en niets meer is wat het lijkt te zijn, verdwijnt de vertrouwde orde van de dingen en begint datgene zich te roeren, dat volgens die oude orde altijd het toonbeeld van onverzettelijkheid was. De bergen gaan wandelen! En als de bergen gaan wandelen, dan begint alles te wandelen, zonder ooit nog tot stilstand te komen. Of beter gezegd, zonder ooit in een concept te stollen. Als dit zo is, dan is het kind, de enige levende realiteit die er toe doet, waarachtig geboren.

Wees een berg en heb blind vertrouwen in je zien en horen. Het sacrale zit op je netvlies en het zingt in je oren

Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *